top of page

Tepelpads met pindakaas en andere ontboezemingen

Op de gynaecologenschool vindt geen loting plaats. De studenten worden daar geselecteerd op aaibaarheid en een aantrekkelijk kapsel. Charmante wolfjes in schaapskleren zijn het. Ik heb twee gynaecologen in opleiding uit de roedel mogen ontmoeten en ai ai ai wat lastig om door die lieftallige lachjes heen te kijken. Betoverd door diepbruine trouwe hondenogen (daar kan geen kwaad inzitten, toch?) die me meelevend aankijken van onder een schattig kleine jongens krullen kapsel heb ik voor ik het weet een afspraak gemaakt om me te laten inleiden, ofwel om de bevalling kunstmatig op gang te laten brengen. De betreffende arts is er namelijk niet blij mee dat de baby heeft besloten nog een poosje binnen te blijven spelen.

De baby laat op zich wachten. Ik vind het prima, want ik voel me fantastisch. Ik vind het prima, want volgens de verloskundigen kan dat tot en met week 42 geen kwaad. Zij laten me plichtsgetrouw wel een bezoekje aan de gynaecoloog brengen. Die vindt het niet prima. Ondanks een goede bloeddruk en een placenta waar nog volop van te snoepen valt. Ondanks een fantastisch hartfilmpje, die wat lang duurde want mijn bloeddruk, al 40 weken en een beetje perfect, rees plotseling de pan uit toen ik, tikje sensitief, aangekoppeld werd na eerst een half uur in overvolle wachtkamer vol bezorgde wannabe moeders, bijna mama’s en drukspelende kinderen te hebben gezeten. Waar ik ook nog eens de opmerking: “Ik zou hier echt niet willen bevallen hoor, want dit is een opleidingsziekenhuis en er mogen hier ikweetniethoeveelmensen bij de bevalling zijn: de gynaecoloog, de gynaecoloog in opleiding, de assistent gynaecoloog in opleiding ,verplegend personeel, en als je pech hebt moet de helft nog leren hoe een inwendig onderzoek uit te voeren.”, moest aanhoren.

Vervolgens werd ik voor het maken van het betreffende hartfilmpje van de baby in een kamertje gelegd op een bed tegenover de deur naar de wachtruimte, waar ik behoorlijk te kijk lag als er mensen in en uit liepen. Ja, voor het eerst in 40 weken en een beetje was mijn bloeddruk een tikje aan de hoge kant en daarom moest ik wat langer blijven liggen. Voor de zekerheid. Want in het ziekenhuis nemen ze het zekere voor het onzekere. “Zullen we dan maar gaan mediteren?”, vroeg ik aan de bakker die naast het bed zat waar ik op lag. Een paar minuten later schrok ik op omdat er een alarm afging. Ik keek de bakker vragend aan. Samen keken we beduusd naar het scherm. Er knipperde van alles; er kwam niemand. “Uhm, misschien moet je toch gaan vragen of er iets mis is”, murmelde ik. De bakker kwam terug met een mevrouw in zijn kielzog die opmerkte dat mijn bloeddruk opeens behoorlijk was gedaald. Vandaar het signaal. Wat een minuutje meditatie al niet kan doen voor een mens.

De gynaecoloog gooit er nog maar een inwendig onderzoekje tegenaan en met vriendelijke glimlach en twee vingers binnen zegt hij: “Meteen maar even strippen dan?”.

Ondanks dat ik en de baby fysiek in prima conditie waren, bleef de gynaecoloog na het bekijken van het filmpje zijn inleidingsmantra herhalen. Het was duidelijk dat hij de module ‘Begrijpend luisteren naar patiënten’ had afgerond, want hij deed zichtbaar zijn best om mij mijn verhaal te laten vertellen, al vermoedde ik een steelse blik op de klok. Uiteraard begreep hij dat ik de voorkeur gaf aan een natuurlijke bevalling. Terwijl ik opgelucht ademhaalde, pakte de dokter de agenda erbij en zei: “Dus we noteren komende vrijdag, later zal niet gaan want dan zitten we vol. Helaas.” Ik ben in verwarring en hoor de bakker naast me protesteren want we hadden heel duidelijk afgesproken dat ik me niet zou laten inleiden voor de 42 weken om waren. Maar ja, wat doe je als vrouw in een behoorlijk kwetsbare positie als de dokter met mierzoete stem opmerkt: “Mevrouw u wilt niet weten hoeveel vrouwen er zijn, met een fantastische zwangerschap zoals de uwe, van wie het lichaam hen aan het einde toch in de steek laat.”

Het is mijn taak als vrouw om dit baby’tje gezond en wel ter wereld te brengen. Een taak die me vermoedelijk vanaf dag 1 van de zwangerschap ’s nachts door een klein kaboutertje wordt ingefluisterd, want mijn hele systeem is inmiddels geprogrammeerd op het laten overleven van dit hummeltje. Ik voel het in al mijn cellen. Alles wat dit kleine kindje in gevaar kan brengen moet worden vermeden. Dus ja, als de dokter het zegt. Mijn gevoel zegt alleen iets heel anders. Dit kindje neemt rustig de tijd. Niets aan de hand. De gynaecoloog gooit er nog maar een inwendig onderzoekje tegenaan en met vriendelijke glimlach en twee vingers binnen zegt hij: “Meteen maar even strippen dan?”. Het is meer een opmerking dan een vraag. Strippen. Ik heb het de vorige dag gegoogeld, iets met de vliezen van de baarmoederwand scheiden door bewegingen om het hoofdje te maken met als doel de bevalling op te wekken. Dit keer ben ik op mijn hoede: “Dat doen we morgen bij de verloskundige”, zeg ik snel. “Vrijdag om zeven uur melden voor de inleiding”, zegt de gyn snel.

Angst versus liefde. Ik heb het er vaker over gehad en merkte dan wijselijk op dat je altijd een keuze hebt. Tegen de bevalling aan merk ik dat voor liefde kiezen niet altijd makkelijk is. Angst wordt zo eenvoudig gevoed. Het is de taak van de door protocol gedreven doktoren om te redden wat er te redden valt als het lichaam het af laat weten. Zij gaan niet uit van de intelligentie van het menselijk lichaam. Zij vertrouwen niet op de natuur. Hun bestaansrecht begint waar de natuur besluit te eindigen. Dat is fijn, zoals ik tijdens een eerste bezoek tegen andere gynaecoloog opmerk: “Ik vind het fantastisch dat de mogelijkheid bestaat tot een keizersnee waardoor een kindje toch gezond ter wereld kan komen, maar voorlopig wil ik er alles aan doen om de bevalling zo natuurlijk mogelijk te laten verlopen. “ De gynaecoloog in opleiding kijkt me meewarig aan: “Met 41 weken is de kans op problemen voor het kindje al veel groter.” Angst dus. En die angst is besmettelijk. Ik voel me nu al een slechte moeder omdat ik mijn kleintje in de ogen van de dokter in wording al in gevaar breng. Kortom, deze kerngezonde vrouw moet ingeleid worden en er valt niet te onderhandelen over het achterwege laten van continu hartbewaking, baren in een andere positie dan liggend op de rug en ook het infuus is een moetje met als verklaring dat die er dan maar inzit voor het geval ik op de OK belandt. Oke? Om dit klinische verhaal voor te zijn, laat ik me woensdagavond strippen bij de verloskundige. Een vriendelijke uitnodiging aan de kleine om zijn koppie te laten zien. Heel zachtaardig en met respect waarbij ook echt contact met de baby wordt gelegd. Niet zonder resultaat want dezelfde nacht begint zich wat te roeren.

Dan kijken twee wanhopige ouders elkaar aan om vier uur ’s nachts, na het continue uitwisselen van huilend pakketje mens en zeggen: “Zullen we maar koffie zetten en op de kraamzorg wachten?”.

Flink uitbuikend, zo tegen de bevaldatum aan, kreeg ik vaak te horen: “Je zult merken dat alle clichés over het krijgen van een kindje waar zijn.” Ik kon daar niet zo veel mee eerlijk gezegd. Sterker nog, ik wist niet eens wat die clichés dan waren. Gelukkig namen enkele mensen graag de tijd om wat extra tekst en uitleg te geven. Iets met de mooiste dag van je leven, die uitspraak kwam vaak voorbij. De mooiste dag van mijn leven was het zeker niet. Nee, ook niet het moment waarop dat schatje werd geboren en op mijn borst werd gelegd. Begrijp me goed. Het was een prima bevalling, bijna volledig in bad uitgezeten. Ik ben dol op badderen. Heb zelf geen bad. Toen ik het grote bad in de net nieuwe verloskamer in Maastricht zag was ik dolenthousiast. Ik was sowieso erg verheugd dat ik op het punt stond te bevallen onder begeleiding van mijn eigen lieve rustige verloskundige ondanks dat zij niet over zulke schattige puppy ogen als de dokters beschikte. Ik trok vrolijk mijn kleren uit, huppelde bijna naar het bad en nam een duik. Sapje erbij. Tijd om dat kindje te verwelkomen. Dankzij de hypnobirthing technieken was de ontsluitingsfase best heel relaxed. Tegen het persen aan was ik die mooie ademhalingstechnieken wel compleet vergeten, iets met ademen in een J, maar goed dan “ben je er ook bijna” en mijn lichaam nam het fijn over en de verloskundige gaf raad. Na 20 minuten in de persfase stond de kraamverzorgster al met de camera in de aanslag. Dan voel je toch een vleugje opluchting. Na 30 minuten liet ze haar arm al wat zakken, maar met elke wee stond ze weer klaar om ‘het moment’ vast te leggen. Na 40 minuten legde ze de camera maar even weg. De moed zakte me in de schoenen, de baby zakte met geen mogelijkheid. Met een uur keek de verloskundige me verontschuldigend aan, werd ik uit bad gehesen en toen kwam dat schaapje toch op het droge terecht. Iets met te strakke bekkenbodemspieren.

Ik zag trouwens ook geen verliefde blik in de ogen van mijn partner toen hij de baby voor het eerst zag. Op die blik was ik door menig vrouwmens voorbereid: “Die blik in zijn ogen toen hij de baby voor het eerst zag zal ik nooit vergeten.” Mijn bakkertje was nog aan het bijkomen van de knip die ik moest krijgen, waar ik totaal niets van heb meegekregen, maar wat hij, bleek later, best heel naar vond. Ik was me alleen bewust was van de gedachte: ‘Nu moet die baby er toch echt wel uit hoor”. Dat gebeurde gelukkig op vrijdagochtend half vijf. Huilen, drinken, wassen, aankleden, inpakken en meenemen. Heel rustig en vanzelfsprekend. Twee uur na de bevalling, waren we op weg naar huis. Met baby, heel gezellig, alsof het zo hoorde, maar de mooiste dag van mijn leven? Nee niet echt. Ik voelde geen overweldigende liefde, dreef niet op een roze wolk naar huis. De gedachte kwam op of ik me niet anders zou moeten voelen, maar gelukkig ben ik een kei in accepteren wat er in een moment is en het was gewoon simpelweg goed.

Toen was daar een baby. Meer een klein pakketje mens. Heel klein en kwetsbaar. Toen waren daar ouders. Moeder moe van twee slapeloze nachten vanwege de bevalling. Vader een tikje overweldigd en apathisch. Toen was daar de kraamzorg. Nog niet de door ons aangevraagde Natuurlijke kraamzorg, die zou nog even op zich laten wachten. Dan begint de periode van leren wat je kindje te vertellen heeft met zijn verschillende huiltjes. Aan lesstof geen gebrek, al werd er meer gekrijst dan gehuild. Veel krampjes en, zo blijkt later, ook last van melk wat terug omhoog gaat. Heel vervelend voor een baby’tje. Dan kijken twee wanhopige ouders elkaar aan om vier uur ’s nachts, na het continue uitwisselen van huilend pakketje mens en zeggen: “Zullen we maar koffie zetten en op de kraamzorg wachten?”.

Een huis vol katoenen poepluiers, een bedrijfje wat door moet draaien, een kleintje wat zijn draai nog moet vinden, een moeder die duizelt van een gebrek aan nachtrust en tot kraamtranen geroerd wordt, dit alles terwijl Nederland wordt overspoeld door een hittegolf en de jonge papa ziet het als prioriteit om een bedrijf te informeren dat hij die avond niet kan genieten van zijn diervrij rul gehakt.

De kraamzorg. Kraam 1 kwam ’s ochtends vroeg uit het ziekenhuis met ons mee. Kraam 2 loste haar af en kwam vanuit Roermond naar Valkenburg. Drie uur na de bevalling bevond ik me aan de keukentafel verwikkeld in ongewenst gesprek over fusie van kraamzorgbedrijven waardoor zij helemaal hierheen moest komen, al was het maar voor 1 dag. Na deze slapeloze nacht zijn we aanbeland bij kraam 3. Kraam 3 neemt zorg ’s ochtends over. Laat zien dat een kindje heel rustig wordt als je de stofzuiger in de babykamer aanzet met de deur dicht. Moeder wordt er iets minder rustig van. Kan welgeteld 30 seconden op haar stoel blijven zitten voor ze de stekker eruit trekt. De bakker, die het schrijven van mailtjes meestal aan mij overlaat, iets met twee vingers en een gebrekkig gebruik van punten, komma’s en hoofdletters, is ondertussen druk bezig een klacht te versturen naar een producent van vegetarisch gehakt. De verpakking stond bol. Een huis vol katoenen poepluiers, een bedrijfje wat door moet draaien, een kleintje wat zijn draai nog moet vinden, een moeder die duizelt van een gebrek aan nachtrust en tot kraamtranen geroerd wordt, dit alles terwijl Nederland wordt overspoeld door een hittegolf en de jonge papa ziet het als prioriteit om een bedrijf te informeren dat hij die avond niet kan genieten van zijn diervrij rul gehakt.

Verwachting. Gek genoeg is het de bakker die me altijd waarschuwt voor het gevaar van verwachting. Ik trap er weer in. Zo zijn er van die mannen waarvan je denkt: “Krijg jij een baby pff, als dat maar goed gaat. Die laat zo’n klein mensje vast uit zijn onbeholpen handen vallen.” Die mannen blijken dan fantastisch met zo’n mensje om te gaan. Er zijn mannen, zoals de bakker, die zo lief en gevoelig zijn dat je denkt: “Dat is een geboren vader, die hoeft niet in zijn rol te komen, die is hem op het lijf geschreven.” Verwachting. Oeps. De bakker heeft het moeilijk. Die stevige armen zijn uitermate geschikt om broodjes te kneden, maar een baby knuffelen blijkt lastiger dan voorzien. In tegenstelling tot zijn deegbollen spartelt dit pakketje liefde flink en laat zich daarbij ook graag horen. Ongecontroleerd kamikaze kinderkoppie zwenkt heen en weer en de bakker kijkt er wat ongemakkelijk bij.

Ik heb weleens verteld dat de bakker een Hier-en-nu mens is. Hij ziet geen problemen zolang ze er niet zijn, en als ze er zijn kun je er voor kiezen ze niet als probleem te zien. Sterk hoor. Vooruit plannen hoeft van de bakker dan ook niet zo. Hij is geweldig in improviseren. Ik vind improviseren een zwaktebod, want middels goede planning kun je situaties die vragen om improvisatie vermijden. Dat is ons enige ‘strijd’ punt. In dat grijze gebied tussen verstandig plannen en dwangmatig controleren willen we de degens nog wel eens kruisen. Hij wijst mij er graag op dat ik alles vooraf wil controleren wat hem uitermate vermoeiend overkomt omdat ik daarbij ook alle mogelijke risico’s in kaart breng en teveel in de toekomst projecteer. Ik zou hem soms graag een dikke schop onder zijn kont willen geven vanuit het Hier-en-nu naar het Daar-en-straks, want ik zei toch al maanden dat het niet niks was een kleine baby en een eigen best heel drukke zaak. Inderdaad, hij had het toch anders voor zich gezien. Ik vermoed dat het gehakt incident een coping strategy is van de bakker, die ik regelmatig moet aansporen mensen te mailen en wiens emailbox ik altijd in de gaten hou om te kijken of hij netjes iedereen beantwoord. Ik gun hem zijn mailmomentje. Drie dagen later weet hij zelfs nog op te merken: “Ik heb nog steeds niets van dat bedrijf gehoord. Wat slecht!” Ik zucht van binnen, probeer me staande te houden achter de commode, mijn benen zwalken van moeheid onder me vandaan en denk “coping strategy Bri, laat gaan”. Een week later ontvangt hij een keurig mailtje van het diervriendelijke bedrijf met excuus en verzoek om ons adres om het goed te maken.

Terwijl de kraamverzorgster bezorgd bleef roepen dat ik waarschijnlijk te weinig voeding gaf, de moeders elkaar non verbaal bevochten, het kleintje een flinke stem op zette en oververhit raakte, de bakker er apathisch bij stond, ik inmiddels drie nachten werkelijk geen oog had dicht gedaan, toen begon een van de moeders over de kraamtranen. Of ze er al waren.

Borstvoeding dan. Fantastisch. Al was het fijn geweest als de mevrouw van de kraamzorg op dag 2 niet heel hard in mijn tepel had geknepen om te kijken of er wel wat uitkwam met als gevolg een naar blaasje waardoor ik me de eerste maand bij het aanhappen op rechts heb moeten verbijten. Sowieso was ik niet zo gediend van die tepelkneep. Aanleiding was een plotseling stijgende temperatuur van de kleine man. “Droogkoorts droogkoorts” schelde de verzorgster met een angstige blik in haar ogen. Ik, net twee dagen mama, had geleerd dat de temperatuur tussen de 36,5 en 37,5 moest zitten. Nu we er 3 tiende punt boven zaten brak ook bij mij het zweet uit. Droogkoorts, ik had er nog nooit van gehoord, maar het klonk heel ernstig. Het zou me toch zeker wel lukken dit kleine humpie langer dan twee dagen in leven te houden. Ondertussen werd er dus in mijn tepel geknepen en er moest een lepeltje water aan te pas komen om de brandende man te blussen. Droogkoorts ontstaat wanneer de kleine te weinig melk binnenkrijgt. De kraamverzorgster joeg me angst aan, maar wederom zei mijn gevoel: “Niets aan de hand”. Nou ja, niets fysieks. Het moment van de temperatuurstijging viel samen met de binnenkomst van vader, moeder en stiefmoeder die samen de 2,5 uur in dezelfde auto hadden doorgebracht om in Limburg te geraken. Moeder en stiefmoeder. Ik heb ze lief, maar liever wel apart. Ik ben een kei in het oppikken van non verbale communicatie wat bij de twee moeders geen kunst was omdat de irritatiegeluidjes en wegdraaiende ogen moeilijk te missen waren. Ondanks dat de onvertogen woorden werden ingeslikt, broeide het plots flink op ons kleine zolderappartementje. Terwijl moederlijke handjes naar baby grepen, greep de drukte mij naar de keel. Daarbij merkte moederlief al kijkend naar mijn blubberige buik waar de dag ervoor nog een baby in zat op: “Gut zit er nog eentje in?”.

Terwijl de kraamverzorgster bezorgd bleef roepen dat ik waarschijnlijk te weinig voeding gaf, de moeders elkaar non verbaal bevochten, het kleintje een flinke stem op zette en oververhit raakte, de bakker er apathisch bij stond, ik inmiddels drie nachten werkelijk geen oog had dicht gedaan, toen begon een van de moeders over de kraamtranen. Of ze er al waren. Tranen prikten flink, maar of het kraamtranen waren betwijfel ik. Die kwamen later, toen ik aan mijn moeder vertelde dat ik de kleine man al had bijgeschreven op mijn zorgverzekering. Ik regel zaken graag snel en goed. Moeder merkte toen op: “Je hebt toch meteen ook wel een overlijdensverzekering afgesloten?” Niet de meest tactvolle opmerking om te maken tegen een jonge moeder die om de vijf minuten controleert of dat mini pakketje liefde nog wel ademhaalt. Want het is mijn taak te zorgen dat dit humpie overleeft.

Dat valt niet mee met zo’n baby’tje die niet in zijn bedje wil slapen, maar alleen op mama’s of papa’s borst. Protocol is dat een baby alleen op zijn rug mag slapen. Dat wil die van ons niet. Ik word bezwaard met verhalen over wiegendood, dus op het buikje durf ik de kleine niet te laten slapen. Dan maar op mijn borst, het voelt goed, maar wederom die angst. Wat als de baby van me afrolt? Wat als ik er boven op rol? Wat als de baby verstikt in de deken? Gerede zorgen, want dit lees ik allemaal op internet waarop het ten strengste wordt afgeraden om de baby bij je in bed te laten slapen. Zo hopen de slapeloze nachten zich op. Dan schrik je opeens wakker in het holst van de nacht, baby is weggezakt richting mijn oksel. Het is soms net een klein molletje wat zich graag ingraaft. Snel en verschrikt hijs ik de kleine omhoog en kijk in plaats van naar zijn schattige gezichtje naar een van mijn tepelpads die aan zijn voorhoofd zit vastgeplakt. Ik zie de krantenkop al voor me: “Baby verstikt door tepelpad.” Weer die angst. Gelukkig kijken twee heldere en nieuwsgierige oogjes me aan als ik de pad verwijder.

De dames die dagelijks de temperatuur van mams in haar bibs moeten meten, de hechtingen en andere poespas moeten controleren, die, ik citeer, “vonden het maar vies dat je als natuurlijk kraamverzorgster dagelijks een ontspannende voetenpakking moet geven aan de nieuwe mama.”

Ik voel hoe goed die nabijheid is voor mij en voor de baby, die overigens op dag 5 al boven zijn geboortegewicht zat. De opmerkingen over slagroom in plaats van melk komen me nu net zozeer mijn neus uit als de melk soms uit die van de baby. De eerste keer dat ik in mijn blootje door het huis liep, mijn blik naar beneden getrokken werd en ik een flink straaltje melk uit mijn borsten zag spuiten, bleef ik even stil staan van verbazing. De functie van tepelpads werd me duidelijk. Het duurde een poosje voor ik begreep dat je de plakkant aan je bh moet bevestigen. Ik had ze aan mijn borsten vastgeplakt en mopperde wat af dat ze niet bleven plakken. Bleek ook niet de bedoeling. Je kunt niet alles weten. Zo wist ik ook niets van de stolsels. Op de valreep riep kraam 2 bij vertrek “Oja, je weet dat je last kunt hebben van stolsels?” Ik had geen idee. Bleken bloedballen te zijn die zo groot als een tennisbal kunnen zijn. Ik kwam ’s avonds niet verder dan ping pong formaat, maar was toch blij dat iemand me even had ingelicht.

Met kraam 4, de natuurlijke, keerde de rust terug in huis en de stofzuiger terug in de kast. Koken was ook niet haar sterkste kant. Maar voor het eerst in de kraamtijd zag ik iemand die vanuit rust met onze kleine omging. Een golf van ontspanning ging door het huis. Omstreden schijnt het wel te zijn in de kraamzorgwereld, dat natuurlijke. Klinkt ook bijna vies, ‘natuurlijk’. Collega’s hadden zich negatief uitgelaten over haar bijscholing tot natuurlijke kraamverzorgster. De dames die dagelijks de temperatuur van mams in haar bibs moeten meten, de hechtingen en andere poespas moeten controleren, die, ik citeer, “vonden het maar vies dat je als natuurlijk kraamverzorgster dagelijks een ontspannende voetenpakking moet geven aan de nieuwe mama.” Gatsie voeten. Ik was er heel blij mee.

We zijn inmiddels bijna zeven weken samen en ondanks de vele uurtjes samen slapen in het grote mensen bed ademt de baby nog steeds. Het voelt natuurlijk en we rusten uit. Alleen de angst staat tussen mij en ontspanning in. Ontspanning, iets waar ik naar uitkijk. Twee dagen na de bevalling wilde ik alweer aan de yoga. Advies was om daar nog even mee te wachten. Drie dagen na de bevalling begon de stuwing. Ook zo’n woord waar ik nog nooit van had gehoord. Mijn borsten zwollen tot ongekende proporties op en de druk was immens. De schrik sloeg me om het hart. Ik wil best een poosje borstvoeding geven. Hoe moet dat nu met zulke borsten? Zo kan ik geen zonnegroetje, geen cobra, niets! Hoe moet ik dan lesgeven? Niemand had verteld dat dit een tijdelijk euvel was wat slechts een paar dagen zou duren. In paniek in de koelkast op zoek gegaan naar iets verlichtends. Snel sneed ik een komkommer in repen. Ondertussen begon de kleine zich te roeren, vielen mijn tepelpads uit mijn bh op het aanrecht dat gesierd werd door gemorste pindakaas. Instinct dreef me snel naar de baby, dus de inmiddels met pindakaas besmeurde pads werden weer op hun plaats geduwd met de repen komkommer ertussen. Ik heb me lang niet zo’n lekker hapje gevoeld. Tijdelijk euvel bleek beter te hanteren middels zakje koelkastkoude rode kool met appeltjes. Borsten helaas niet alleen groot, maar ook erg heet met als gevolg dat ik niet alleen naar post zwangerschapszweet, poep, pies en uitgeklotste melk stonk, maar ook nog eens naar rode kool met appeltjes vanwege de magnetronwerking van mijn buste.

Ik weet zonder twijfel dat er vandaag vooral weer geknuffeld, getroost en gelachen wordt met de kleine. En dat voelt gewoon simpelweg goed.

Zeven weken verder, is het me een raadsel waar ik ooit de tijd voor yoga weer vandaan moet halen en ontspanning vind ik in de drie minuten onder de douche ’s ochtends waarbij ik moet bekennen dat ik tussentijds nog weleens druipend de woonkamer in loop om in de box te controleren of de kleine nog ademhaalt. Ik haat dat kaboutertje. Angst versus liefde. Dat wordt voor deze mama de grootste uitdaging. Vertrouwen zal ook moeten groeien. Ik denk dat dat er bij hoort. Binnenkort start ik weer met de eerste yogalessen en zal de bakker op ons kindje passen. Dat wordt waarschijnlijk meer een les in loslaten dan een yogales. Hoewel, vanuit de yoga is loslaten misschien wel de diepste les die er te leren valt. Soms dienen leraren zich in een wat ongebruikelijke vorm aan, met ieniemini kleine vingertjes en teentjes, dikke beentjes, een schattig neusje en pluizige haartjes en met veel poep bijvoorbeeld. Vooral veel poep. Maar zoals een verlicht vrouw in India ooit tegen mij zei: “Life is roseflowers and life is shit too”. Voorlopig vooral veel van dat laatste. De kunst is acceptatie, en zoals ik al zei ben ik daar best goed in, al geniet ik van de verhalen erom heen, een beetje dramamom voor de fun mag best.

Tot slot, een laatste veelgehoord cliché: “Als de baby er eenmaal is, kun je je niet meer voorstellen hoe het was zonder de kleine“. Ik kan me dat maar al te goed voorstellen. Een leven zonder tepelpads, dat kan ik me dan weer niet voorstellen. Overal kom ik ze tegen, in het bed, op de stoelen, aan mijn trui vastgeplakt, soms bij het uitkleden vind ik er twee aan dezelfde kant. Meer dan eens liep ik met de baby in mijn armen door het huis onderwijl trachtend een aan mijn voetzool plakkende pad af te schudden. Ze kijken me aan en lachen me uit. Maar een leven zonder de kleine staat me nog heel helder voor de geest. Ik denk aan de lange nachten met diepe slaap. Aan de eindeloze ochtenden uitslapen na het drukke weekend met de ontbijtjes op bed. Aan de middagtukjes na een mooie wandeling in het bos. Ik denk aan uren kletsen met de bakker, aan enthousiast typen op de computer zonder het spelletje speentje erin, speentje eruit te spelen. Ik denk aan als een wervelwind door het huis gaan om de boel weer fris en schoon te maken, want ik hou zo van rust en ruimte.

Nu zit ik hier achter de computer aan de eettafel die ik voor de gelegenheid naast de box heb gesleept zodat ik kan blijven zitten tijdens speentje erin, speentje eruit. Dat scheelt tijd en frustratie. Hydrofiele luier in de aanslag om spuugmelk op te vangen voor het op het lakentje belandt. Ik heb uitzicht op de afwas en ruik de poepluier die ik nog moet uitspoelen vanaf hier. Ik herinner me dat het badwater nog in het babybadje zit van ons gezellige spetterintermezzo gisteren. Ik verzin wat de beste tijd is voor de huishoudelijke beslommeringen, om een douche te nemen, aan de kwartaaladministratie te beginnen, een yogalesje voor mezelf te doen, om de nieuwe advertentie voor november te maken, de yogalessen te plannen, de website bij te werken, bestellingen te doen voor de winkel en volgens mij staat er in de emailbox van de bakker al bijna anderhalve maand een nog onbeantwoord verzoek van een of andere vegetarische gehakt producent om ons adres naar hen toe te sturen. Toch, ik weet zonder twijfel dat er vandaag vooral weer geknuffeld, getroost en gelachen wordt met de kleine. En dat voelt gewoon simpelweg goed.


BRIDGE BLOGS
Terug in de tijd
  • Facebook
bottom of page